zondag 31 januari 2010

Mossel uit de Amstel

Regelmatig loop ik langs de oever van de Amstel, tussen Zorgvlied en de molen met het beeld van Rembrandt. Het was me al eerder opgevallen dat er vaak lege mosselschelpen in het gras liggen. Vandaag, een aantal dagen nadat de sneeuw van de afgelopen tijd vrijwel gesmolten is, was ik er weer. Nu leek het of op sommige plekken een uitbundige mossel picknick had plaatsgevonden, waarbij de genodigden de lege mosselschelpen achteloos in de berm gekieperd hadden in plaats deze in de vuilnisbakken te deponeren.
Wat een bende! Die picknick leek mij gezien het seizoen wel heel onwaarschijnlijk, en ik vroeg me af waar al die lege schelpen dan vandaan komen. Langzaam begon het feit tot me door te dringen dat klaarblijkelijk niet alle mosselen van de Zeeuwse mosselbanken komen, maar ook gewoon in de Amstel leven.
Maar hoe komen dan al die lege schelpen in de berm? Sommige forse exemplaren zijn zeker acht centimeter lang.
Mijn kennis van flora en fauna is toereikend genoeg om met zekerheid te stellen dat de mossel eenvoudigweg niet op eigen kracht de Amstel uit kruipt. Ik bezag alle aanwezige watervogels met nieuwe interesse. Het moet gewoon zo zijn dat een van deze vogels de mossel uit de Amstel opvist, deze aan wal brengt, op ingenieuze wijze opent en aan zijn eigen mossel picknick begint.
Zijn het de snaterende eenden waarvan je regelmatig alleen het achtereind met het nuffige staartje uit het water ziet steken? Of misschien de waterhoentjes (of heten ze meerkoetjes?) met hun zwarte verendek en witte snavels, hun groenige poten met gelobde zwemvliezen? Nee, die lijken me hiervoor echt niet slim genoeg en bovendien fysiek niet toegerust zo’n forse Amstelmossel in de snavel te nemen en aan wal te brengen. En de meeuwen, die onsympathieke brutale krijsers, die er altijd bij het ‘eendjes voeren’ met het meeste brood vandoor gaan? Die lijken me eerder van het type dat de ander het werk laat doen en daar zelf het meeste van profiteert. Enfin, ik stond een tijdje te observeren en kon niet een vogel betrappen op mosselvisserij. Met koude tenen en een koude neus liep ik uiteindelijk huiswaarts, gebiologeerd door het raadsel van de mossel in de Amstel uit de Amstel.

zondag 10 januari 2010

Her-ijken

Als je even het gevoel hebt dat je leven inhoudsloos is raad ik je aan om een 3 in 1 abonnement op UPC te nemen en in dezelfde week de drie
katten-met-gebruiksaanwijzing van je vrienden tijdelijk onderdak te verschaffen. Dat houdt je lekker bezig want afwisselend hang je dan in de wacht met de UPC helplijn à 10 cent per minuut en ben je in de weer je huis te reinigen van alle kattepis en harde drollen in kleine hoekjes. Ik bedoel maar.
In je nieuwe hoedanigheid van UPC klant en barmhartige kattenverzorger kom je de dag wel door en lijkt de rest van je bestaan op de tweede plaats te komen. Hoe simpel kan het zijn: doordat je aandacht constant afgeleid wordt van de dingen die er écht toe doen, maar die nu even buiten je bereik zijn komen te liggen, neemt het verlangen naar je voorheen inhoudsloze bestaan groteske vormen aan.
Zo vindt er op het onbewuste niveau in je kop als het ware een her-ijking plaats van je leven. Die inhoud waar je even niet bij kunt omdat je op UPC .nl radeloos antwoord zoekt op al je vragen en je met rubberen handschoenen aan loopt te soppen in de hoop nog iets van je fijne huis te redden. Conclusie: je leven is eigenlijk helemaal geweldig, zolang je maar geen UPC en 3 katten in huis hebt!



Dat het af en toe toch lachen was met die katten bewijzen deze foto's van de maniakaal op vreten-vreten-vreten ingestelde Flip. Hij likt een restje yoghurt uit een afgeknipt pak, met de gevolgen van dien.

Dubbeldik

De kerstvakantie is bij uitstek de tijd om op meerdere fronten even bij te tanken, tijd voor achterstallig onderhoud op sociaal gebied, op intellectueel gebied en eigenlijk elk gebied dat door de routine werk (druk), thuis (ook druk), zo’n beetje verfletst waar je bijstaat terwijl je het niet in de gaten hebt omdat je zo druk bent met….ja wat eigenlijk?
Dit jaar had ik extra behoefte aan een intellectuele prikkel, die mij hopelijk zou afhelpen van het idee dat mijn bovenkamer zich in half ontbonden staat bevindt, een situatie die voor mijn gevoel van serieus voortschrijdende aard is. (Sleutels kwijt, niks kunnen onthouden , vooral gênant met namen, ‘…dat geweldige boek van hoe heet ie ook alweer…, en wat was de titel ook alweer, is ook een film van gemaakt met die fantastische cast met eh die blonde vrouw, dingetje dee, verdomme het ligt op het puntje van m’n tong.. kan er echt even niet opkomen..”)
Ik meende deze prikkel onder andere te kunnen vinden door de dubbeldikke kerstnummers van opiniebladen zoals HP/de Tijd en Elsevier van voor tot achter te lezen. In mijn herinnering zijn deze bladen toch min of meer de spreekbuizen van het intelligente deel van de natie, maar de inhoud strookte hier niet mee. Ik kwam er al gauw achter hoe zo’n dubbeldik nummer tot stand komt; stuur een stagière langs tarotleggers en koffiedikkijkers en andere spirituele raadgevers en plaats hoe dan ook de flauwe resultaten, en gebruik alle interviews en reportages die nog op de plank liggen. Zo bestaat veel van het bedrukte papier van HP/de Tijd uit portretten en interviews, elk goed voor minimaal 4 pagina’s. De lezer wordt zo een kijkje gegund in de wondere wereld van een gepensioneerde nieuwslezer, een dito politicus, maar liefst twee mannen die iets met voetballerij van doen hebben, een actrice, en cabaretière en een beroepsprovocateur. Wow! Dat had ik nou echt niet willen missen! Het geheel wordt gelardeerd met spraakmakende quotes van Rita Verdonk en vele mij volstrekt onbekende bekende Nederlanders én uiteraard ontbreekt ook niet het meest beproefde format zo aan het einde van het jaar: dat van de onvermijdelijke lijstjes.
Voilà: vijftig procent van dat dubbeldikke kerstnummer gevuld! Het oogt lekker dik, maar is in feite dubbeldun.

Uitglijer

Als je je drie dagen gezellig en leuk door de kerst heen gegeten hebt, komt er onvermijdelijk een moment van afkicken. Bij mij manifesteerde zich dat als een langzaam maar onmiskenbaar toenemend gevoel van onbehagen, dat vanuit de onderbuik naar boven kruipt en de strot samenknijpt. Ik vecht zoiets gewoonlijk boos en verongelijkt van me af, sla daarbij geheel terecht met de deuren, maak mijn beide dochters uit voor verwende luie krengen, roep dat ze NOOIT iets doen en NOOIT de handen laten wapperen in het huishouden om vervolgens te eisen dat ze NU METEEN de kranten naar de papierbak brengen en de schone sokken te koppelen tot keurige paartjes. Of iets van gelijke strekking.
Ik merkte dat ik richting zo’n soort confrontatie dreef, maar dit keer was ik nog bij zinnen genoeg om met een soort bozige dadendrang mijn wandelschoenen aan te trekken en de deur uit te gaan, mijn exit dramatisch ondersteunend met een daverende knal van de voordeur.
Met de frisse wind in mijn gezicht haalde ik diep adem en ging op pad. Na de witte kerst lagen de straten er nu schoon bij, met slechts sporadisch een restje sneeuw en ijs. Kordaat beende ik richting Amstel en koerste af op iets wat ik aanvankelijk inschatte als wat brokkelige sneeuw, een beetje als de crema Catalana van de kerstlunch de dag ervoor; knapperig van boven met een zachte onderlaag. Mijn verbeten ramkoers maakte dat ik niet uitweek maar er rücksichtslos overheen moest. Mijn voeten gleden onder mijn lijf vandaan en voordat ik er erg in had kwam ik plat op m’n rug terecht na een volmaakte val, geheel voltrokken volgens de regels van goede slapstick . Mijn gevoel van gêne was vele malen groter dan de pijn en ik keek schielijk om me heen of iemand deze lachwekkende vertoning had gezien. Het groepje mensen verderop bij de kerk leek gelukkig niets gemerkt te hebben. Het koste me nog flinke moeite om glibberend overeind te komen op deze paar vierkante decimeter spiegelglad ijs en ik voelde me volstrekt belachelijk. In de wijde omtrek was het trottoir namelijk schoon. Alleen dat éne kleine stukje, nog minder dan een vierkante meter, was verraderlijk beijsd. En ik MOEST uitgerekend dáár overheen om vervolgens genadeloos op m’n bek te gaan.
De rest van mijn wandeling heb ik nagedacht over dit voorval en ik kwam tot de conclusie dat mijn ‘betere ik’ mijn ‘boze en verongelijkte ik’ gewoon letterlijk en figuurlijk onderuit haalde; een fijn gevalletje eigen schuld dikke bult. Opgelucht en vrolijk kwam ik thuis en het was weer gezellig en leuk.