zondag 12 augustus 2018

As op de jas

Op de 51etrouwdag van mijn vader en E, 7 december 2017, zouden we (E, dochters en één kleindochter, de andere ziek in bed) de as van mijn vader uitstrooien. Mijn vader overleed op 19 september 2017. Eén van ons kwam op het idee om dat op die memorabele dag bij de ‘stier van Willeskop’ te doen, een bronzen beeld op een kloeke sokkel dat er op initiatief van mijn vader is gekomen.  Hij was aanjager en ongetwijfeld ook initiatiefnemer van de actie ‘Willeskoppig’, die destijds probeerde de gemeentelijke herindeling en op handen zijnde annexatie van Willeskop door Montfoort  tegen te gaan. We hebben het over eind vorige eeuw. Zoals zo vaak in de politiek hebben burgers wel inspraak, maar feitelijk niets te zeggen, dus Willeskop als kleine (deel)gemeente werd opgeheven. 
De stier was de mascotte van deze actie(groep), vandaar.
De stier staat aan de weg, die eerst Provinciale weg heette, maar is omgedoopt tot “Willeskop’, schuin tegenover supermarkt Emté. Iemand bij de gemeente was zo sensitief om de weg niet ‘Willeskopweg’ te noemen, dat zou het zout alleen maar in de wonden wrijven. 
Het monument is van de weg gescheiden door een fietspad en een strook gras. Naast de stier staat een bankje. 
Aangezien asverstrooiing op gemeentegrond verboden is, werd vrijdag 8 december 2017 het moment van onze Eerste Heimelijke en Clandestiene actie. Een gure winderige middag, de eerste natte sneeuw viel. We togen met z’n vieren in de auto, ik met de urn tussen mijn voeten. Het was net een korte periode droog en inmiddels, rond half 6, ook donker. E had toen ze eerder die dag de urn ophaalde, het advies gekregen om de as laag bij de grond uit te strooien. Dit om een scène te voorkomen zoals in de film The Big Lebowski, waarin twee vrienden de as van een dierbare vanuit een klif in zee willen verstrooien als een windvlaag deze in hun gezicht blaast met twee grijswitte koppen als resultaat. Een hoogst lachwekkende scène in een van mijn favoriete films. Maar dat terzijde. 
Toen we gevieren bij de stier stonden en E, bijgelicht door B,  prutste om het dekstel van de urn te krijgen, kwam er een voetgangende heer langs die onverstoord zijn weg vervolgde in de striemende wind. We voelden ons toch alle vier een soort van op heterdaad betrapt in onze Eerste Heimelijke en Clandestiene actie.  
Nadat we gepeild hadden waar de wind vandaan kwam, strooide E als eerste. Een hele wolk as waaide vlak boven de grond meters ver weg. Daarna kwam A, die inmiddels een loopneus had en snotterde, en niet alleen van de kou. Toen ik strooide kolkte de wind rondom de sokkel van de stier en kon ik niet voorkomen dat er as op mijn jas kwam. B strooide als laatste, maar de urn was nog niet leeg. 
Wat een hoop as! Deze is niet alleen van mijn vader, maar ook van de kist waarin hij lag. Algauw een kilo of vier. E maakte tenslotte de urn leeg aan de voet van de sokkel. Dag liefste, dag pa, dag opa!
We hebben elkaar even omarmd en zijn toen terug overgestoken naar de auto en de kunststof urn gedeponeerd in de plastic container. Klaar. 
Mijn jas had voor mijn gevoel een beetje een grijze waas.  Iets van mijn vader was aan me blijven kleven. Dat is in figuurlijke zin zeker het geval, maar nu ook letterlijk. Eenmaal terug in huis, viel het met de grijze waas erg mee. Deze was in ieder geval niet waarneembaar. De volgende dag, weer in Amsterdam, liep ik in de regen door mijn buurt. De onzichtbare restjes as spoelden zo van mijn jas, waarmee mijn vader ook minuscule spoortjes in Amsterdam achterlaat. Dat vind ik een mooie gedachte.


vrijdag 11 december 2015

Canasta

Sinds ik beroofd ben van mijn 40 urige werkweek vind ik andere manieren om mijn tijd betekenisvol te vullen. Zodoende is het voor mij voorheen onzichtbaar gestructureerde weefsel van het club en buurtwerk in beeld gekomen. Ik ben bezig mij daarin onder te dompelen en dit te onderzoeken. Dat doe ik deels als vrijwilliger maar vooral als deelnemer aan activiteiten en workshops, zoals een theaterworkshop.
Op gelijke afstand van mijn huis bevinden zich twee buurthuizen, tegenwoordig 'Huis van de wijk' geheten. De ene ligt nét in de Pijp, en de andere in de Rivierenbuurt. Ik fiets regelmatig langs het buurthuis in de Pijp, en besloot een keer af te stappen om te kijken wat daar zoal gebeurt. Tot mijn verrassing zag ik dat daar op vrijdagochtend een canastaclub bijeenkomt. O nostalgie!
Canasta is een kaartspel dat wij vroeger in gezinsverband veel speelden, een leuk spel waarin we altijd fanatiek werden, met mijn vader vaak als de grote verliezer, die daar dan ook wel een beetje prat op ging. Het leek alsof dat een rol was die hij zich vrijwillig toebedeelde om het voor ons leuker te maken. Hij maakte daarbij altijd een quasi dramatische scene als hij weer naast de vette pot greep of met veel kaarten in zijn handen bleef zitten als een van ons totaal onverwacht en triomfantelijk aankondigde het spel uit te maken. Enfin, even terug naar de canastaclub in het buurthuis; ik besloot een keer op een vrijdagochtend binnen te lopen en een potje mee te spelen en trof daar in de barruimte vier dames rond een tafel met speelkaarten voor zich: de canastaclub. Ik kon meteen meedoen en speelde drie rondes van 45 minuten mee, netjes bijgehouden door de eierwekker.
Mijn medespeelsters, allemaal vrouwen dus, zijn een vrouw van 78 en haar dochter van dik in de vijftig, een omvangrijke Surinaamse die van zoetigheid houdt en een schriel, enigszins kromgebogen vrouwtje die me als Pakistaanse voorkomt en waaraan alles onvrijwillig schudt en beeft. De club schijnt al meer dan een kwart eeuw te bestaan. In mijn vorige leven, als werkende, zou ik nooit met hen in aanraking zijn gekomen. Het ontdekken van dit nieuwe leven boeit mij zeer, en ik zie mezelf hierin als participerende observant.
Vooral tussen de potjes door is er tijd voor gebabbel, zo weet ik dat Annie al een achterkleinkind heeft die heel bijdehand is, de schuddende Rosa die net een jaar bij de club is het spel snel onder de knie had en nu als geduchte tegenstander gezien wordt, en die de naam heeft de grote mazzelaar te zijn die altijd de pot kan pakken. Rosa moet binnenkort naar het ziekenhuis voor onderzoek. Annie fluisterde me in dat iedereen, behalve Rosa zelf, ziet dat ze Parkinson heeft. 
Lien en haar dochter Els komen helemaal uit Noord vandaan. Met het busje. Het busje brengt ze ook weer terug. Ze hoeven maar te bellen en het busje komt zo. Hun pogingen om in Noord een canastaclub op te richten, sneuvelden door gebrek aan animo.
Lien is het clubhoofd en vervult die rol met verve. Zij int de contributie van 3,50 per maand en zorgt dat het materiaal er is: de vier decks supergladde speelkaarten met grote opdruk die je zonder leesbril ook kunt zien, de opschrijfboekjes, de pennen en niet te vergeten de eierwekker.

Nu ik me door deelname aan de canastaclub temidden van oudere dames bevind, valt het me op dat ze allemaal een stralend gebit hebben, met een dito lach. Echte kunstgebitjes! Dat van Rosa schudt en kleppert aandoenlijk.

donderdag 22 april 2010

verjaardagspost

Wanneer je, zoals ik, hard op weg bent bent een moderne consument te worden, dan sta je hier en daar online ergens in een gegevensbestand. Ik koop regelmatig boeken en cd's via de webwinkel van Bol, maar ook bij Surfspot bestel ik wel eens software. Laatst heb ik (na aankopen in de echte winkel) me laten verleiden om een klantkaart van Hunkemoller aan te schaffen. Aan het activeren van de kaart op de site ging het invullen van een aantal gegevens vooraf. Zo ook mijn geboortedatum. Een deel van mij denkt dan: hoepel op, hoef je niet te weten, en dan vul ik bijvoorbeeld 23 maart 1980 in. Maar ik ben niet altijd in zo'n lollige recalcitrante bui. Dus gaf ik in dit geval mijn geboortedatum en jaar naar waarheid op. Kennelijk had ik dat al eerder ook gedaan op de community site van Suppio.
Toen ik de dag na mijn verjaardag mijn email ging lezen had ik twee felicitaties! Goh dat is nou leuk zeg! Stel dat je geen vrienden en familie hebt, dan krijg je toch verjaardagspost, en dat maakt je leven dan weer fijn.
Ondertussen prijs ik me gelukkig dat ik op mijn verjaardag een heleboel telefoontjes, visite en verjaardagszoenen in ontvangst heb mogen nemen van iedereen die mij dierbaar is. Daar kan geen database tegenop!

dinsdag 30 maart 2010

pionieren met web 2.0

De wet van de remmende voorsprong.. Die was wel zeer op mij van toepassing. Alweer 7 of 8 jaar geleden was ik behoorlijk ingeburgerd met nieuwe media. Ik was op de hogeschool waar ik werkte behoorlijk bij de tijd, liep ik ten opzichte van mijn meeste collega's echt voor. Maar toen er in mijn leven iets binnenkwam dat zeer veel aandacht opeiste, heb ik keuzes gemaakt, heb ik moeten focussen uit puur lijfsbehoud. Alles wat met nieuwe media te maken had heb ik afgeschreven, alles wat met design en creativiteit te maken had bleef. Mijn leven en mijn werk waren daardoor weer redelijk overzichtelijk en beheersbaar. Lekker rustig.
Nu ben ik weer een fase verder in mijn leven. En ik werk bij een communicatie opleiding. Mijn studenten zijn 'digital natives' te noemen. Ik ben dat niet, maar ja, ik kan niet achterblijven! Dus doe ik een stoomcursus web 2.0, als autodidact wel te verstaan. Learning by doing. Ik twitter als vibfer en als IMteachR, ik blog, ik heb een facebook account, heb een website, ik ben te vinden op LinkedIn, heb een account op Youtube, waar ik twee keer iets geupload heb. Ik skype.
Jezus ik word moe van mezelf als ik dit zo lees! Ik doe verschrikkelijk mijn stinkende best om ook een digial native te worden. Ik denk zelfs stiekum dat het tijd wordt voor een Iphone. (waarop mijn dochters schamperden 'wat moet jij nou met een Iphone...' )
maar wat kost dat allemaal een tijd zeg! ook dit blog.. schrijven is leuk, maar er zijn zoveel dingen leuk in het leven. De agenda loopt vol. Tot het moment dat ik nergens meer witruimte heb.
H E L P
Nou, zo erg is het nog niet. Maar ik vraag me toch echt af: wat doen al die web 2.0 adepten eigenlijk voor werk? En wat voor privéleven houden zij erop na? Waar halen zij de tijd vandaan? Is dat het verschil tussen kwalitijd en vluchtigheid?
Het zal me nog menig uur pionieren kosten om dat helder te krijgen.

vrijdag 12 februari 2010

om dysforisch van te worden

Dysforie is het omgekeerde van euforie, neem ik aan. Ik kwam het woord tegen in de krant van vandaag, in een klein berichtje over een 'nieuwe' kinderziekte. Deze heet Temperament-disregulatie met dysforie. Nou zijn er de laatste jaren meer kinderziektes bij bedacht; de bekendste en inmiddels alom geaccepteerde 'ziekte' is ADHD.
En daar komt nu dus de temperament-disregulatie met dysforie bij. Het klinkt erg eng, maar het is gewoon dit: een kind heeft minstens drie keer per week 'last' van heftige reacties op gewone stressoren. Dit wordt dan afgewisseld met prikkelbaarheid, somberheid en boosheid. Ach guttegut. Arme schapen.
Ik heb geen graad in de kinderpsychiatrie, maar met een beetje gezond verstand kan je toch bedenken dat de omgevingsfactoren (zeg maar de ouders, familie, crèche, school enz) tegenwoordig al stressoren op zichzelf zijn. Er moet namelijk zoveel, alles is één en al quality-time wat de klok slaat. En dat legt een behoorlijke druk, want nee, er kan niet gelummeld worden, we moeten naar pianoles en hockey en cito bijles omdat papa en mama willen dat je naar 't gymnasium gaat.
Ik wil wedden dat temperament disregulatie een reactie is op de druk van de omgeving. Net zoals wij volwassenen dat kennen, maar wij kunnen ons temperament nèt wat beter reguleren.
Het vervelende met dit soort nieuwe ziektes is dat ouders en opvoeders nu weer gewoon hun eigen ding kunnen gaan doen omdat nu blijkt dat het niet aan de omgeving (en dus ook aan hun), maar het aan het kind zélf ligt dat het onhandelbaar en depressief is. Ik vraag me echt af hoe lang het dan nog duurt voordat 'childhood' als één grote 'disorder' gezien wordt. Dan zijn we van die verantwoordelijkheid ook maar af.

vrijdag 5 februari 2010

taalverneuken

De Nederlandse taal lijdt aan verschillende kwalen. Allereerst zien we de snel om zich heenrgrijpende verhunning. " Hun hebben voetbal gekeken" en "Hun gaan ook bij La Rive eten." Het is een kwaal waar kennelijk geen kruit tegen gewassen is, en het lijkt wel of we het gevecht tegen de verhunning en masse opgegeven hebben. Ik zou mezelf bij wijze van spreken in 'repeat mode' moeten zetten om tegengas te geven aan de verhunning bij mijn studenten.
De volgende kwaal is de verschraling. Ook hier ligt het niet aan de taal zelf, maar aan degene die hem gebruikt. Eergisteren had ik het in een workshop over een metafoor. Er zijn studenten die niet weten wat dat is, en daar verbaas ik me dan toch over! Ik heb weleens het commentaar gekregen dat ik veel moeilijke woorden gebruik, terwijl ik toch niet bovengemiddeld intellectueel eloquent ben in mijn wijze van verbale expressie. Ik let daar nu op, maar ik moet ook oppassen dat ik niet in Jip en Janneke taal aan HBO studenten les ga geven omdat ze me anders niet kunnen volgen. Ik leid hieruit af het leren van 'moeilijke woorden' niet meer past in het moderne onderwijsrepertoire.
Een mooi voorbeeld: een collega had het in een bepaald verband over ' de engte'. Dat dat al een archaïsch begrip is bleek uit het feit dat een student dacht dat het ging over iets ' om bang van te worden'….Tsja.
De derde kwaal die ik aantref is de verkromming. Daarover valt dikwijls nog flink te lachen, want met name in uitdrukkingen en spreekwoorden ontstaan dan creatieve uitingen als ' je kan hem niks op de buik spelden'. Doet het altijd leuk op een scheurkalender! Schriftelijk werk van studenten is wat de verkromming betreft immer een bron van inspiratie.
In een medium waar je toch boven modaal ABN zou aantreffen (NRC) las ik laatst: "….één van de meest mislukte projecten van Sarkozy…" En ja, dan kom je op de grens waar verkromming leidt tot vernieuwend en creatief taalgebruik.
Hierdoor geïnspireerd kwam ik met een eigen variant: Eén van de meest overleden mensen die ik ken, is Hans Tillema.
Zo zie je maar weer hoe taalverneuken ook weer leidt tot taalverleuken! Tenminste, dat vind ik dan.

donderdag 4 februari 2010

what's next?

Al een paar weken valt 's ochtends vroeg de Nrc next bij mij in de bus. Sinds het stenen tijdperk ben ik een Parool lezer, immers de krant van Amsterdam, mijn stad, maar je wilt weleens wat anders; verandering van spijs doet eten. Dus heb ik voor de tweede keer een proefabonnement op de Nrc.next. Ik vind dat een hele inspirerende krant. Jong, scherpzinnig, en crossmediaal. Een krant waar ik regelmatig de schaar inzet, omdat er stukjes instaan die ik wil bewaren. En dat doe ik bij het Parool nauwelijks.
Op donderdagochtend heb ik wat meer tijd om deze krant te lezen. Vandaag was er een groot artikel op de sportpagina over het Nederlandse toppaard Totilas. Het nieuws was dat deze tienjarige hengst nu ook een bijbaan heeft als dekhengst en dat een bescheiden annonce hiervan een nerveuze buzz in het hippische universum veroorzaakte. Het ingevroren sperma is goud waard, zo blijkt. Terwijl ik mijn roggebrood met kaas naar binnenwerkte kreeg ik plotseling een idee, geïnspireerd door Totilas, voor een nieuw format voor BNN.
Stel je voor: een nieuw fundraiser concept waarbij het ingevroren sperma van BNers wordt geveild! En, laten we eerlijk wezen; het predicaat 'dekhengst' zou het ego van menig BNer plezierig prikkelen, dus ik denk niet dat er een tekort aan aanbieders is. Jort, Beau, Martijn, Jan, Gordon, Matthijs, Joep, eigenlijk iederen in die categorie gaat wel een beetje extreem voor een stukje personal branding!
Hoe dat programma kan gaan heten weet ik ook al: de Alfred J. Kwak show.