Sinds ik
beroofd ben van mijn 40 urige werkweek vind ik andere manieren om mijn tijd
betekenisvol te vullen. Zodoende is het voor mij voorheen onzichtbaar
gestructureerde weefsel van het club en buurtwerk in beeld gekomen. Ik ben
bezig mij daarin onder te dompelen en dit te onderzoeken. Dat doe ik deels als vrijwilliger maar
vooral als deelnemer aan activiteiten en workshops, zoals een theaterworkshop.
Op gelijke
afstand van mijn huis bevinden zich twee buurthuizen, tegenwoordig 'Huis van de
wijk' geheten. De ene ligt nét in de Pijp, en de andere in de Rivierenbuurt. Ik
fiets regelmatig langs het buurthuis in de Pijp, en besloot een keer af te
stappen om te kijken wat daar zoal gebeurt. Tot mijn verrassing zag ik dat daar
op vrijdagochtend een canastaclub bijeenkomt. O nostalgie!
Canasta is
een kaartspel dat wij vroeger in gezinsverband veel speelden, een leuk spel
waarin we altijd fanatiek werden, met mijn vader vaak als de grote verliezer,
die daar dan ook wel een beetje prat op ging. Het leek alsof dat een rol was
die hij zich vrijwillig toebedeelde om het voor ons leuker te maken. Hij maakte
daarbij altijd een quasi dramatische scene als hij weer naast de vette pot greep
of met veel kaarten in zijn handen bleef zitten als een van ons totaal
onverwacht en triomfantelijk aankondigde het spel uit te maken. Enfin, even
terug naar de canastaclub in het buurthuis; ik besloot een keer op een
vrijdagochtend binnen te lopen en een potje mee te spelen en trof daar in de
barruimte vier dames rond een tafel met speelkaarten voor zich: de canastaclub.
Ik kon meteen meedoen en speelde drie rondes van
45 minuten mee, netjes bijgehouden door de eierwekker.
Mijn
medespeelsters, allemaal vrouwen dus, zijn een vrouw van 78 en haar dochter van
dik in de vijftig, een omvangrijke Surinaamse die van zoetigheid houdt en een
schriel, enigszins kromgebogen vrouwtje die me als Pakistaanse voorkomt en
waaraan alles onvrijwillig schudt en beeft. De club schijnt al meer dan een
kwart eeuw te bestaan. In mijn vorige leven, als werkende, zou ik nooit met hen
in aanraking zijn gekomen. Het ontdekken van dit nieuwe leven boeit mij zeer, en
ik zie mezelf hierin als participerende observant.
Vooral
tussen de potjes door is er tijd voor gebabbel, zo weet ik dat Annie al een
achterkleinkind heeft die heel bijdehand is, de schuddende Rosa die net een
jaar bij de club is het spel snel onder de knie had en nu als geduchte
tegenstander gezien wordt, en die de naam heeft de grote mazzelaar te zijn die
altijd de pot kan pakken. Rosa moet binnenkort naar het ziekenhuis voor
onderzoek. Annie fluisterde me in dat iedereen, behalve Rosa zelf, ziet dat ze
Parkinson heeft.
Lien en haar dochter Els komen helemaal uit Noord vandaan. Met
het busje. Het busje brengt ze ook weer terug. Ze hoeven maar te bellen en het
busje komt zo. Hun pogingen om in Noord een canastaclub op te richten, sneuvelden
door gebrek aan animo.
Lien is het clubhoofd
en vervult die rol met verve. Zij int de contributie van 3,50 per maand en zorgt
dat het materiaal er is: de vier decks supergladde speelkaarten met grote
opdruk die je zonder leesbril ook kunt zien, de opschrijfboekjes, de pennen en
niet te vergeten de eierwekker.
Nu ik me
door deelname aan de canastaclub temidden van oudere dames bevind, valt het me
op dat ze allemaal een stralend gebit hebben, met een dito lach. Echte
kunstgebitjes! Dat van Rosa schudt en kleppert aandoenlijk.